• Welkom

  • Nieuws

  • Rasbeschrijving

  • Oorsprong

    • Geschiedenis

    • Geschiedenis 2

  • fokkers

Geschiedenis

Twente als bakermat van de Twentse Landgans

Wie Twente kent, weet dat dit landsdeel bestaat uit hoger gelegen, deels heuvelachtige, zandgronden begrensd door de rivierlopen de Dinkel en de Regge. Een directe associatie met grootschalige ganzenhouderij en ganzenhandel is niet de meest voor de handliggende wanneer de lijnen worden doorgetrokken naar de klassieke eendenhouderij als in het waterrijke Noord-Holland. De overige Nederlandse ganzenrassen kennen immers ook hun oorsprong in de kustprovincies.

Gevormd in de ijstijden kenmerkt Twente zich door ondoordringbare keileemlagen in de bodem waarbij de Regge en Dinkel worden geflankeerd door zandruggen met in het noorden, westen en zuiden moerasgebieden. Deze geologische situatie maakte dat Twente, tot aan de industrialisatie van Twente in de tweede helft van de 19e eeuw, wel vergeleken is met een regelmatig vollopend soepbord. Slechts via de Regge kon het water, na zich verzameld te hebben rond Enter, Twente verlaten.
Als gevolg hiervan bestond Twente in belangrijke mate uit moerassen of regelmatig onderlopend land wat een goede grasoogst belette. Alleen via het hoger gelegen oosten was Twente toegankelijk. Om deze reden zijn de historische banden van Twente met Nordrhein-Westfalen altijd sterker geweest dan met de Hollandse landdelen. Marskramers of kiepkearels uit Nordrhein-Westfalen waren dan ook regelmatige bezoekers in Twente. De oorspronkelijke natte gronden staan ook bekend als broeklanden. In Twente verwijzen verschillende streek, plaats, straat- en familienamen naar deze situatie zoals Broekdijk, Marslanden, Broeklanden, Ganzenmarkt of Ganzenpan (een laagte in het land). Reukgras (Anthoxantum odoratum) dat veelvuldig in arme graslanden voorkomt heet in Twente ‘Ganzemiel’. Deze natte omstandigheden hebben de ontwikkeling van de landbouw en met name de veeteelt sterk belemmerd. Zelfs in vergelijking met Drente valt het geringe aantal herkauwers op waarbij deze het regelmatig moesten afleggen tegen de ziekte leverbot die dankzij de tussengastheer, de zoetwaterslak “Limnea truncatula” goed gedijde in de natte gebieden. Bijgaand overzicht geeft een goed beeld van de situatie van Twente.

Deze specifieke situatie heeft gemaakt dat Twente voor ganzen enerzijds een uitstekend leefgebied vormde met geringe economische concurrentie van andere diersoorten. Ganzen komen daarmee sinds lange tijd en veelvuldig voor in Twente. Uit de geschreven geschiedenis van het door zware armoede geteisterde dorp Enter blijkt dat ganzen sinds de hoge middeleeuwen voorkomen en zelfs tot de naam van Enter heeft geleid. Volgens de overlevering is Enthere is een landrug waarop ‘entvogels’ te vinden zijn. ‘Ennet’ lijkt daarmee te zijn afgeleid van het Latijnse annud (eend) en heren (haar), hetgeen betekent: een zandige heuvel in moerassig gebied. In het jaar 1134 wordt Arnoldus Ennethere genoemd in het toponymisch woordenboek van Gijsselink. In 1188 wordt ‘Entheren’ genoemd in het goederenregister van de Graaf van Dale. In 1475 noemt de bisschop van Utrecht Entharren in zijn grondbelastingregister van Twente. Historici van Gelselaar melden dat vanaf het begin van de zestiende eeuw via het voormalige haventje van het Westerflier aan het begin van de Regge en later via de Schipbeek, levende ganzen via vlotten werden verscheept naar ganzenmarkten in steden als Zutphen, Deventer en Zwolle. Deze markten werden altijd op of rond de verjaardag van Sint Maarten op 11 november gehouden. In 1817 maakt Freiherr Von Bönninghausen in „De Twentse Roggeteelt“ melding van de veelvuldige aanwezigheid van ganzen binnen de boerengemeenschappen.Als gezegd kwam de gans veelvuldig voor in Twente. Evenwel, vrij plotseling neemt vanaf 1850 de ganzenhandel rond Enter, Goor en Wierden in belang toe. Waar voorheen ganzen voornamelijk werden verhandeld via regionale markten – de naam Ganzenmarkt vinden we terug in de plaatsen Groenlo, Lichtenvoorde, Oldenzaal en Ootmarsum[2] – werden deze opgekocht door de ‘ganzenkeals’ uit Enter om verhandeld te worden in de steden in het Westen en via Rotterdam in Londen als kerstdis. Coevorden, eveneens een belangrijke plaats waar het ganzen betreft, zag vanaf 1850 de aanvoer op haar eeuwenoude ganzenmarkt teruglopen. De ganzenkeals kochten al voor de markt de ganzen bij de boeren op. Dit deden zij niet alleen in Coevorden maar ook in Duitsland. Hiermee kwam in Coevorden een einde aan een markttraditie die het einde van de 15e eeuw werd gehouden.[3] Duitsland was in deze periode zelf ook een belangrijk ganzenland, zo zijn 16 verschillende landrassen bekend uit de periode voor 1900 en werden in 1913 8,5 miljoen ganzen geïmporteerd. Momenteel zijn er 0,7 miljoen ganzen aanwezig in Duitsland. Wat veroorzaakte nu dat binnen Twente, Enter en Goor een belangrijke rol hebben gespeeld in de ganzenteelt van 1850 tot aan de tweede Wereldoorlog. De verzelfstandiging van België heeft hier in 1830 inbelangrijke mate aan bijgedragen. Om de weggevallen textielindustrie in de Zuidelijke Nederlanden zeker te stellen, wees Koning Willem I, Twente aan als basis voor de Nederlandse textielindustrie.

Het overvloedige water en de grote armoede zijn de eerste aanzet geweest voor de goedkope industriële productie van textiel. Met dit besluit begon de ontsluiting van Twente wat tot aan die tijd volgens reisverslagen nog in de Middeleeuwen leefde. Ter illustratie, de marken – een eeuwenoude vereniging van zelfstandige dorpsbewoners, stammend uit de Germaanse tijd, die de gemeenschappelijke eigendommen van dat dorp beheerden – bleven in Twente tot de 19e eeuw de lokale macht uitmaken.De aanleg van vaarwegen zorgden voor de ontwatering van het natte en moerassige Twente. De spoorwegen aangelegd in 1880-1888 leverden zowel goedkoop veevoer als wagons om de ganzen in grote getale per spoor naar Rotterdam te vervoeren. Iets wat voor die tijd ook per voet gebeurde. Dankzij het goedkope importvoer konden ganzen nu op een bedrijfsmatige wijze worden gehouden en al gauw werden dieren niet langer uit de directe regio betrokken maar werden zelfs uit Pruisen en Litouwen aangevoerd. Na de komst van de spoorwegen werden Arnhem, Goor en Rijssen de laadplaatsen. Jaarlijks werden 30.000 tot 40.000 ganzen verhandeld en in het topjaar 1887 zelfs 60.000De bedrijfsmatige ganzenhouderij is in Twente tot aan de eerste wereldoorlog gepraktiseerd. In Goor is de ganzenmesterij van Fa. Moormann van grote economische betekenis geweest waarbij vele duizenden dieren werden gemest en geplukt. Met het aanbreken van eerste wereldoorlog valt de export naar Engeland volledig weg waarna in Duitsland een nieuwe afzetmarkt wordt gevonden. In de periode van 1920 -1930 wijdt P.J. van Wijk verschillende artikelen in het blad de Bedrijfspluimveehouder aan de grootschalige ganzenhouderij in Twente. Om het tij te keren tegen de sterk opkomende pluimveemesterijen stelt deze voor om de Twentse landgans in te kruisen met zwaardere dieren. Dit om tegemoet te komen aan de Duitse vraag naar een zwaardere gans.
In 1921 worden Twentsche ganzen als ras ingezonden door de coöperatieve vereeniging ‘Oostelijke Pluimvee-Coöperatie’ uit Enschede in 1921 op de wereld pluimveetentoonstelling in Den Haag.
Hoewel het Fonds van Pluimveebelangen, via de hand van de rijkspluimveeconsulent ir J. Hoogendoorn, in 1943 nog een 200 pagina’s tellend boekwerk laat verschijnen over de “Ganzen en Ganzenteelt”in Nederland, heeft na 1945 de ganzenhouderij het definitief afgelegd tegen de sterk opkomende moderne landbouw. Tenslotte tonen foto’s dat in 1965 op kleinere schaal in Goor nog ganzen werden afgemest om als Kerstbraad te dienen. Anno 2005 zijn er ruim 100 Twentse Landgans opgetekend.


[1]   W.H.C. Staring (1808-1877) / Slicher van Bath
[2]   Ook Zwolle en Utrecht kenden hun ganzenmarkt. In een kennisgeving uit de archieven van Gramsbergen wordt in 1853 melding gemaakt van honingverkoop op de ganzenmarkt in Zwolle. Van de hand van Cornelis Droochsloot is het schilderij ‘De Ganzenmarkt en de Stadhuisbrug te Utrecht’ (circa 1620) bekend.
[3]   In 1914 werd de ganzenmarkt in Coevorden hervat omdat vanwege de eerste wereldoorlog de handel met Engeland wegviel. Dit had ook zijn weerslag in Enter waar de gehele ganzenhandel vrijwel verdween.

 

Leave a Reply Cancel reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *